In negentien-drie-zeven, dan zal je wat beleven.
Aanverwante artikelen
In negentien-drie-zeven, dan zal je wat beleven. Dan komt de Jamboree in Nederland. Dan staat uit alle landen van alle rang en standen de jeugd van blank en bruin hier hand in hand.
Zo begint het jamboree-lied dat in 1937 grijsgedraaid werd op de radio. In dat jaar werd de wereldjamboree in Nederland gehouden. Een wereldjamboree is een vierjaarlijks internatonaal scoutingskamp. Nederland was twee keer gastland. In 1995 waren er 29.060 scouts uit 169 landen in Dronten en Zeewolde. In 1937 werd de vijfde wereldjamboree gehouden in Vogelenzang bij Bloemendaal. Toen waren er 28.750 deelnemers uit 51 landen. Daarbij waren zo’n tachtig jongens uit Helmond en omgeving.
Wat we nu scouting noemen heette vroeger bij de protestanten padvinderij en bij de katholieken verkennerij. De beweging ontstond in het begin van de negentiende eeuw in Engeland. Robert Baden-Powell, een militair commandant die bekendheid kreeg door zijn rol in Tweede Boerenoorlog in het zuiden van Afrika, had het boekje “Wenken voor verkenners” geschreven. Daarin beschreef hij hoe legerverkenners onder primitieve omstandigheden kunnen overleven. Engelse jongens kochten het boekje en gingen dit naspelen. Daarop ontwikkelde Baden-Powell een spelplan voor jeugdorganisaties en verscheen er het boekje “Scouting for boys” De scouting breidde zich snel uit, eerst over Europa en later over de rest van de wereld. In 1910 verscheen er een Nederlandse bewerking van het boekje met de titel: "OP! Hollandsche Jongens naar Buiten". Daarin stond advies over het stoken van een vuurtje en het bouwen van een vlot; vanaf dat moment verkenden ook Nederlandse jongens hun omgeving. De Nederlandse Verkennersbeweging was een feit. Ter gelegenheid van het eeuwfeest werd in 2010 een jamboree gehouden in Roermond.
Scouting was een neutrale beweging waarin geen rol voor de kerk was weggelegd. Om die reden was de katholieke kerk aanvankelijk sterk anti-scouting. Pas in 1930 kwam er bisschoppelijke goedkeuring. In Helmond nam deken Rath het initiatief om te komen tot een verkennersgroep. Het begon met 15 leden, maar dat aantal steeg snel. In het district Helmond werden tussen 1930 en 1936 vijf katholieke verkennersgroepen opgericht. Op woensdag 28 juli 1937 begonnen duizenden Nederlandse padvinders hun tenten in het kamp van de wereldjamboree op te slaan. Daaronder een vijftigtal verkenners die met een bus uit Helmond arriveerden. In Vogelenzang kregen zij een plaats in het subkamp Woestduin toegewezen. Uit Helmond namen vier verkennersgroepen deel: de Canisiusgroep, de groep André de Thaye, de Gregoriusgroep en de Lwangagroep. Uit Aarle-Rixtel was de Tharcisiusgroep aanwezig. Om kosten te besparen en meer mensen te kunnen laten deelnemen werd er na een week gewisseld. De Helmonders hadden hun kamp in Brabantse stijl ingericht met hei, dennen en berken omheind met een lint van kroten. De opening vond op 2 augustus plaats door koningin Wilhelmina in aanwezigheid van Baden-Powell en andere hoge gasten. Zo’n 13.000 toeschouwers keken toe hoe 30.000 verkenners voor de hoge gasten defileerden. Het kamp trok dagelijks gigantische aantallen bezoekers; sommige dagen wel meer dan 100.000. In de geestelijke verzorging voor de scouts was goed voorzien. Elke morgen werd er in een mistent door een aalmoezenier een mis opgedragen. De Helmonders hadden kapelaan Strijbos van de Lambertusparochie en kapelaan van Dijk van de Onze-Lieve-Vrouweparochie meegebracht.
Deken Rath uit Helmond kwam ook nog op bezoek samen met de pastoor van Beek en Donk en ook burgemeester Moons was van de partij. Op 9 augustus wordt het kamp in aanwezigheid van Lord Baden-Powell officieel gesloten.
Bron: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven;
“Helmond ter Jamboree” door H. Löring en R. van den Elsen.