“Monsters van de Peel”
Aanverwante artikelen
In 1958 bracht de bekende fotograaf Martien Coppens (1908-1986) een bijzonder boekje op de markt: “Monsters van de Peel”. De in Lieshout op 18 maart 1908 geboren fotograaf richtte zijn camera vaak op de Peel en op de mensen die in die Peel werkten en er tegenaan woonden. “Rond de Peel” was in 1937 zijn eerste eigen grote publicatie in een reeks van ruim 60 fotoboeken. In dat eerste boek, in “Het Hart van de Peel” (1978) en in “Rondom de Peel” (1979) laat hij de Peel en de Peelmens schitteren.
“Monsters van de Peel” is een totaal ander fotoboekje over de Peel. Niet het landschap en de mens worden er in verbeeld. De twintig foto’s tonen kleine, prikkelende Peeltafereeltjes. Het zich in het water spiegelende kienhout, door vuur geblakerde bomen, noodgedwongen achtergelaten turfhopen; ze doen werkelijk aan monsters denken. Buitenaardse waterspuwers aan een kathedraal, elkaar bestrijdende krijgers, loerende krokodillen, een zich oprichtende draak. Het spannende van de foto’s wordt versterkt door de speelse typografie en opmaak van Herman Rademaker. Coppens verwoordt het in zijn korte begeleidende tekst met: “Het was een zonderlinge dag waarop m’n camera deze horde van sluipende, vechtende en verslagen monsters ontdekte. De sagen van vroeger hadden gestalte gekregen.” Inderdaad laten de foto’s zien dat de Peel zijn bewoners in vroegere donkere tijden aanzette tot het creëren van angstwekkende verhalen over ’s nachts rondwarende witte wijven of moordenaars, weerwolven en dwaallichtjes.
Op elke foto figureert het Peelhout in alle mogelijke vormen. Coppens fotografeerde in een periode dat dat hout door de veenwinning volop aan de oppervlakte kwam. De turfstekers kwamen dat verdomde kienhout vaak tegen. Blij waren ze er niet mee, want die “pilpoiste” stoorden hun regelmatige steekwerk en dat was negatief voor hun dagproductie of hun loon. Jacob van Oudenhoven dacht in 1649 nog dat het restanten waren van “met een stercken stormwint” omgewaaide bomen en dat op hun verrotte schorsen een “opperkorst gegroeyt is, welcke nu de Peel is”. Nu weten we wel beter. Het kleine veenmos, dat de hoofdrol speelt in de veenvorming van de Peel, heeft de grote bomen die er groeiden klein gekregen. De veenmossen kunnen veel water in zich opnemen. Door de agressieve groei van de veenmossen in alle richtingen konden de bomen het in die nattigheid niet uithouden. De boomwortels verteerden onder water niet en bleven opgenomen in het veen. De turfstekers brachten ze weer aan de oppervlakte. Kienhout was goed brandhout en het is als versiering ook in veel aquaria terecht gekomen. Nu is het beschermd; het mag niet meer meegenomen worden. Zo nu en dan werden bij het turfsteken ook de afgeknapte en door het veen geconserveerde boomstammen aangetroffen. Vanwege de goede houtkwaliteit hadden meubelmakers grote interesse in deze duizenden jaren bomen. Werkers van verveningsmaatschappij “Griendtsveen”, die niet alleen rondom het Limburgse Griendtsveen opereerde maar ook in de Astense Peel, troffen eens in het veen een den aan van zo’n dertig meter. Hieruit werden balken gezaagd die als bouwmateriaal dienden voor nieuwe loodsen van de “Mij. Griendtsveen”.
Vanwege de honderdste geboortedag van Martien Coppens werd in 2008 veel aandacht besteed aan de fotograaf en zijn werk, o.a. was er een grote overzichtstentoonstelling in het “Nederlands Fotomuseum” in Rotterdam. Voor die tentoonstelling stelden Kitty de Leeuw, Rik Suermondt en Ellen Top een boek samen: “Bezielde beelden. Het oeuvre van Martien Coppens (1908-1986) in een biografisch perspectief”. Eerder dat jaar verscheen van de hand van Martiens zoon Joep Coppens en diens vrouw Els Coppens-van de Rijt al een mooi boek met veel niet eerder gepubliceerde foto’s: “Martien Coppens. Van dorpsjongen tot stadsmens. Monografie over de eerste veertig levensjaren van de fotograaf”. De turfstekers zijn uit de Peel verdwenen, kienhout wordt niet meer naar bovengehaald, maar hier en daar zijn nog wel “monsters” in de Peel te ontdekken, zoals bijgaande foto van Christ Warnar uit Asten laat zien. Een plas vol ‘monsters’ van kienhout, die zeker van een afstand de fantasie prikkelen.
De agressieve veengoei in de Peel velde op een natuurlijke wijze hele bossen. De wortels zijn als kienhout in en door het veen geconserveerd. En zo nu en dan gebeurde dit ook met afgeknapte boomstammen. Op de tweede foto zien we twee stukken stam van één eik, die vervoerd worden naar een zagerij. De stam, met een totale lengte van 17 meter, is zo’n acht- tot tienduizend jaar oud. Veenarbeiders van de Maatschappij Griendtsveen hebben de eik in 1937 gevonden in de Somerense Peel.
Bronnen: Verzamelingen bij het Regionaal Historisch Centrum