Hoek Molenstraat / Noord Koninginnewal
Aanverwante artikelen
Zoals bijna overal in Helmond zijn hele stukken onherkenbaar veranderd, maar er blijven toch herkenningspunten over. Als voorbeeld dient een foto van een pand genomen op de hoek van de Molenstraat en de Noord Koninginnewal. Dat pand is verdwenen, maar toch goed in het stadsbeeld te plaatsen. Dit omdat men, op het moment dat de foto in 1961 werd gemaakt, bezig was met de bouw van het nog bestaande pand ernaast.
Het pand rechts op de foto komen we al tegen in 1832 bij het begin van het kadaster. Het heeft, samen met een nog groter pand dat echt in de Molenstraat stond, de naam De Roskam en is eigendom van Francis Timmermans, die van beroep brouwer was, maar ook een tijd burgemeester van Helmond is geweest. Zijn brouwerij lag overigens aan de Veestraat en niet op deze plek. Uit de volkstelling van 1829 blijkt dat het pand bewoond wordt door de uit Bockum in Pruisen afkomstige timmerman Peter Dirk Dreesen, diens vrouw Johanna Catharina van Lieshout en hun zoon Martinus Dreesen met het adres Achter de Ameide 167 en door Joost Noijen met het adres Achter de Ameide 167a. Dreesen heeft in het pand een timmerbedrijf. Zoon Martin Dreesen, die later de bouwmeester zal worden van de Rijks-HBS, is nog een baby tijdens de volkstelling. Hij is op 3 februari 1829 geboren. Als zijn vader in 1863 overlijdt, blijft Martinus in het huis wonen. Maar het is nog steeds eigendom van de familie Timmermans. Pas in 1875 koopt Dreesen het gehele perceel van een nazaat van Francis Timmermans. Meteen daarna verandert de bestemming van het pand op de hoek. Het wordt een herberg met een beugelbaan. Die beugelbaan wordt in 1877 opgericht. Dreesen blijft zelf in het gedeelte aan de Molenstraat wonen. De bovenverdieping van het hoekpand verhuurt Dreesen. Blijkbaar zijn het gemeubileerde kamers, want de bewoners worden omschreven als commensaal of kostganger. In 1881 verhuurt Dreesen de herberg met beugelbaan en bovenwoning aan de zojuist getrouwde Johannes Theodorus Pellemans, huisschilder en herbergier. Dreesen heeft de herberg dus niet lang zelf uitgebaat. Ook Pellemans niet. Hij verhuist in 1884 al naar de Markt om daar een koffiehuis te beginnen. Wellicht dat Dreesen toen zelf weer te herberg uitgebaat heeft. Na 1884 worden slechts dienstbodes op zijn adres ingeschreven. In 1889 gaat het pand op de schop. Dan wordt het geheel gesplitst en wordt het pand aan de Wal herbouwd. Of het hoekhuis helemaal afgebroken is en opnieuw gebouwd of dat er sprake is van gedeeltelijke sloop, kan ik daar niet uit opmaken. Na die herbouw wordt het pand omschreven als werkplaats met erf en bovenhuis. In het kadaster hebben de twee panden verschillende nummers gekreegen. In het bevolkingsregister wordt het huis aan de Molenstraat en aan de wal nog steeds als één geheel beschouwd. Want ook na die tijd wonen er kostgangers. De panden blijven eigendom van de familie Dreesen tot aan de jaren 60 van de 20e eeuw.
Oudere Helmonders zullen het pand nog wel kennen als dat van schoenmaker Visser. Deze Johannes Wilhelmus Visser, geboren op 6 april 1895 in Wehl (Gelderland), woont tot 1939 op het adres Laan Vredelust 23. In dat jaar verhuist hij naar Molenstraat 208. Dat is het hoekpand, maar dan met de ingang aan de Molenstraatse kant. Eind jaren 70 is het hoekpand met het grote pand van Dreesen gesloopt en vervangen door winkelpanden met bovenwoning.
Bron: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven.
N.B. We hebben de hiernavolgende reactie ontvangen betreffende bovenstaande beschrijving van het pand van Dreesen van iemand die het huis van binnen goed gekend heeft. In de eerste tijd van zijn huwelijk woonde hij op de bovenste verdieping van het huis. Op de begane grond zat de schoenmaker en de twee verdiepingen daar boven waren apart verhuurd. Het appartement op de eerste verdieping had met jute bespannen muren, waardoor het hele huis tot leven leek te komen als de wind langs het jute streek. De tweede verdieping bestond eigenlijk slechts uit dak en muren die betengeld waren en de daardoor ontstane tussenruimte was opgevuld met houtkrullen. Overigens was het pand in die tijd, we spreken over de eerste helft van de jaren 1950, was het pand nog steeds van Dreesen. Maar het beheer en dus ook het verhuren van het pand was in handen van een nicht van Dreesen, Octavie Schulte, die in Helmond zeer bekend was, omdat ze in houten huisje aan de Watermolenwal als enige in Helmond staatsloten verkocht.