Het wapen van Cortenbach uit het Cartularium van de Heerlijkheid Helmond

Een begraven wapen

Op 3 januari 1682 vond er in Helmond een bijzondere begrafenisplechtigheid plaats.

In het koor van de Lambertuskerk werd Emond van Cortenbach, heer van Helmond in de grafkelder bijgezet. Omdat hij de laatste mannelijke telg was van het geslacht Cortenbach ging dat volgens een speciaal protocol.

Door het huwelijk in 1433 van Catharina van Berlaer, de erfvrouwe van Helmond, met Jan van Cortenbach kwam de heerlijkheid Helmond in het bezit van dit geslacht. Bijna 250 jaar zou deze familie de heren van Helmond leveren. Emond van Cortenbach, geboren in 1623, volgde in 1649 zijn vader Alexander op als heer. Hij verbleef maar weinig op het kasteel in Helmond. Hij hield van een luxueus leven; zijn huwelijk met de rijke Cecile Isabelle Gonzaga, dochter van de hertog van het Italiaanse Mantua, kon hem waarschijnlijk voldoende middelen verschaffen voor zijn levensstijl. Het paar kreeg vier kinderen; toen Emond op 22 november 1681 op het kasteel overleed, waren nog twee jonge dochtertjes in leven.

Om duidelijk te maken welke ridder schuil ging onder een harnas en helm werden door middel van kleuren en symbolen versieringen aangebracht op de schilden. Zo ontstond het gebruik van wapenschilden. Bij overlijden ging dat schild en later het wapen over op de nakomelingen in mannelijke lijn. Een oud gebruik was om een krijgsman, die de laatste van zijn geslacht was, zijn schild in het graf mee te geven. Die gewoonte bestond nog toen Emond overleed, maar hoe dat precies ging was zijn weduwe niet duidelijk. Bij de begrafenis van de heer van Rijsenburg in 1681 werd het wapen gebroken en in het graf gelegd. Zij gaf de schout van Helmond, jonker Lambert Millinck van Gerwen, opdracht om na te gaan wat voor ceremonie bij zo’n begrafenisplechtigheid gebruikelijk was. Enkele jaren eerder, op 21 augustus 1679, was Wolfert van Brederode, als laatste van zijn geslacht in het praalgraf in de Grote Kerk van Vianen begraven. De Helmondse schout reisde af naar Vianen en kreeg van de secretaris daar te horen hoe het toen was gegaan. Men had daar blijkbaar een koperen plaat met het wapen in de grafkelder gehangen. Hij kreeg een schets van het wapen mee. Op zijn terugreis naar Helmond ging hij ook nog langs in Bokhoven om te vernemen hoe daar de leden van de grafelijke familie begraven waren, want de weduwe wilde daar niet voor onderdoen. Daar zal de schout net als in Vianen een prachtig praalgraf gezien hebben. Hoe het graf er in Helmond uitzag is niet bekend; wel hoe de begrafenisstoet was samengesteld.

Voor in de stoet naar de kerk liepen drie flambouwdragers gevolgd door Daniël Macalla, de drost van Stiphout, die het wapen droeg dat zou worden begraven. Daar achter liepen 12 lijkdragers, waaronder twee maal drie broers. Dan twee personen die het wapen droegen en 8 stadsbestuurders die het fluwelen baarkleed droegen. De lijkkoets werd geflankeerd door 16 personen met flambouwen waaraan de wapens van de overledene hingen. Achter de koets volgden de schout van Helmond, de rentmeester van de heer, de erfsecretaris van Helmond en twee vazallen. Vervolgens nog 19 stadsbestuurders, waaronder 12 dekens van de gilden. Dan kwamen de bedienden van de heer met voorop zijn twee kapelaans. De stoet werd gesloten door 28 oud bestuurders gevolgd door 34 flambouwdragers. Nadat het lijk in de grafkelder was gelegd werd een koperen plaat waarin het wapen was gegraveerd van de overledene “als wesende de leste mans oir van Cortenbach zu Helmondt” naast hem in het graf gelegd.

Reactie plaatsen

Naam

E-mail

Bericht

Ik ga akkoord met het privacy beleid




Vergeet niet akkoord te gaan met het privacy beleid
Reacties worden geladen...
Ontdekken
 Tekening van W. van Wijngaarden uit circa 1820.
IJsbaan van Boer Kuijpers
Hyacintstraat
images/hourglass.png

ZOEKEN...