De brand van 1549
Aanverwante artikelen
In de nacht van 10 op 11 februari 1549 brak om twee uur plotseling een hevige brand uit in het kasteel. Het vuur tastte vooral de woonvleugels aan, die zwaar gehavend werden. De kasteelheer, Joost van Cortenbach, nam echter onmiddellijk de herstelwerkzaamheden ter hand. Zes dagen na het uitbreken van de brand werd de aanbesteding gehouden van de noodzakelijke reparaties aan het dak. Voor zestig gulden per man kregen timmerman Hendrick van Werden en zijn drie zoons de opdracht. De heer zorgde voor “drie block beddenstroy”, zodat zij op het werk konden overnachten.
Al snel bleek dat de aanbesteding een beetje slordig was gedaan en dat enkele dingen waren vergeten. Zo was “het capken vanden thoeren vanden weyndelsteen” niet meegenomen in de opdracht, maar dat zouden de timmerlieden op eigen kosten herstellen, als hun bijdrage aan het herstel van de schade.
Op 15 mei waren Hendrick en zijn zoons klaar met het herstellen van het dak van de westelijke vleugel en mochten zij doorgaan met het vernieuwen van het dak van het hoofdgebouw. Dit werk werd in juni 1550 opgeleverd. Hierbij werd in het gebouw een enorme ridderzaal geconstrueerd, waarbij vanuit de begane grond in de opengewerkte kap werd gekeken. Deze zaalbouw moet met zijn 13 meter hoogte een overweldigende indruk gemaakt hebben.
Reconstructietekening van het kasteel vóór de brand (links) en na de brand (rechts). Tekening BAAC, 's-Hertogenbosch.