Helmondse hoeden.
Aanverwante artikelen
Wist U dat Helmond in het verleden een grote faam had op het gebied van het maken van hoeden? In een tijd dat iedereen die buiten de deur kwam zijn hoofd diende te bedekken, was het maken van hoeden in Helmond een nijverheid die behoorlijk wat geld in het laatje bracht.
De mensen die een ambacht uitoefenden, droegen kaproenen, een soort losse capuchon met kraagstuk. Al in 1386 wordt in een gildereglement gezegd dat de meester zijn gezellen en leerlingen met Pasen geld moet geven om een nieuwe kaproen te kopen. Ieder gilde had zijn eigen kleur, zodat de leden van een bepaald gilde op straat herkenbaar waren. Het dragen van de kaproen was niet vrijblijvend, een lid van het gilde dat op straat liep zonder dit hoofddeksel kreeg een boete.
Een kaproen was het hoofddeksel van de werkende klasse. De elite droeg hoeden die luxer waren. En ook door het maken van die duurdere hoeden was Helmond befaamd. Wellicht hebben de Helmonders daar wel de naam kattenmepper aan te danken. De leden van het bontwerkers beloven immers op 12 juli 1459 egheen huijsmarters alias cattenvellen te (ver)wercken. En de vellen van konijnen en katten werden onder andere gebruikt voor het maken van hoeden.
Tijdens de 80-jarige oorlog trokken allerlei troepen door Brabant. En dan komen we in de stadsrekeningen vermeldingen tegen waaruit blijkt hoe gewild de Helmondse hoed was. Regelmatig wordt gemeld dat in opdracht van de stad hoeden werden geleverd aan krijgsheren die in de omgeving waren. Soms stuurden die brutaal een bode naar de stad met de eis dat er een hoed geleverd moest worden. Of liefst meerdere hoeden, want als de bevelhebber een hoed kon eisen, dan konden zijn officieren natuurlijk niet achterblijven. In 1624 moest de stad op die manier zelfs acht hoeden leveren. Een dergelijke luxe hoed was duur, namelijk vijf gulden per stuk. Als je dat vergelijkt met de uitgave die de stad in hetzelfde jaar deed voor het laten maken van een portemonnee, namelijk tien stuiver, weet je pas hoe duur een hoed was!
Er was in Helmond behoorlijk emplooi voor hoedenmakers. Uit 1655 is een beroepenlijst bewaard gebleven, waarop alle zelfstandig werkende personen staan. Dat zijn er in totaal 366. Zij hebben natuurlijk weer personeel, maar dat personeel staat niet op de lijst. Het aantal hoedenmakers bedraagt vijftien. Dat lijkt misschien niet zo veel, maar wel als je het vergelijkt met de tien bakkers, acht slagers, vijf kleermakers en twaalf tappers en herbergiers. Alleen de groep wevers is groter, dat zijn er 103. U ziet, reden genoeg om tijdens de Open Monumentendag 2010 een hoedenmaker te laten optreden tijdens de ‘7 van Helmond’. In de theateracts in de binnenstad verbeeldt hij dus een belangrijk stuk Helmonds verleden.
Wij hebben helaas geen afbeelding van een Helmondse middeleeuwse hoed. Wij laten u daarom het wapen zien van de familie Van Cortenbach. Tussen 1433 en 1720 waren zij als heren verbonden aan de heerlijkheid Helmond. Hun wapen toont een raadsheer met hoed met de kenmerkende kwastjes. Hun wapen komt voor in een in de zeventiende eeuw aangelegd cartularium waarin de rechten van de Helmondse heren staan vermeld. Dit cartularium is verlucht met tekeningen van allerlei wapens.
Bron: Regionaal Historisch Centrum Eindhoven.